RIVIER EN BARRIÈRE: DE EIDER

Op de voormalige waterscheiding tussen Scandinavië en Centraal-Europa combineert Clemens Kok z’n twee geliefde hobby’s: zeilen en schrijven.

12 november 2021

Waar een eindeloze sliert Nederlandse jachten via Cuxhaven de drukbevaren getijdenkolk van de Elbe opvaart, had ik al langere tijd mijn vizier gericht op een alternatieve vaarroute richting het Noord-Oostzeekanaal, via rivier de Eider.

De beste springplank voor de dagtocht naar de monding is ongetwijfeld Helgoland, dat ik na een lange dagtocht vanaf Norderney bezeild heb. De rode rots in de verste uithoek van de Duitse Bocht vormt al eeuwenlang een goed vertrekpunt naar de Elbe of de kust van Schleswig-Holstein. Vanwege onweersdreigingen wacht ik op groen licht van het Duitse Wetterstation. ’s Nachts dendert het voorspelde onweersfront over, geen leuk perspectief om dan je wekker te zetten, maar de volgende dag waait er een stabiel zuidwestelijk briesje 3 à 4.

Eerst varen we nog in de luwte van de rode rotsen, maar dan rolt mijn kleine Westerly Centaur gestaag met kompaskoers 80° richting Westerhever. De zee is van zachtgroen fluweel, mijn bootje een uiterst vriendelijk hobbelpaard. Na zes uur varen dienen de vuurtoren van St. Peter Ording en de Eider-uiterton zich aan als leidbaken en op de vloedstroom varen we de laatste tien mijl via de boeienroute door de slingerende geulen. Naarmate we verder richting het Eider-Sperrwerk varen, verdwijnt alle golfslag door de beschutting van de hoge zandbanken en als enige jacht worden we in de zeesluis gesluisd.

Aan de binnenzijde van het sluiscomplex varen we door het kolkgat van de stuw naar het diepere deel van de getijrivier, dat door een breed rivierlandschap vijf mijl landinwaarts leidt, naar het oude visserij- en handelsstadje Tönning. We zijn bijna het enige bezoekende jacht en de rust daalt automatisch op je neer in dit stadje.

Eerst varen we nog in de luwte van de rode rotsen, maar dan rolt mijn kleine Westerly Centaur gestaag richting Westerhever. De zee is van zachtgroen fluweel, mijn bootje een uiterst vriendelijk hobbelpaard

Gae komt per auto en zal de verdere reis meevaren. We maken enkele uitstapjes over land, zoals naar de pittoreske visserijhaven Husum, waar net de visserijdagen worden gevierd. Via een met lineaal getrokken dijkenlandschap rijden we naar Westerhever, een van de markantste vuurtorens langs de waddenkusten van de Noordzee. Op het buitendijkse wad valt de zee kilometers droog en we wandelen over de drooggevallen slikken en zandplaten tot de vluchttoren. Ik houd de tijd goed in de gaten, want we zijn hier alleen op de wereld en het is een heel eind terug als de vloed komt opzetten.

Bij Nordfeld is het afgelopen met het getij en na de sluis is de Eider binnenwater. De meanderende rivier met waterlelies langs de oevers verandert van karakter en de omgeving doet denken aan een Engelse landschapstuin, met verrassende doorkijkjes, glooiende grasvelden en boomgroepen, overhangend boven het vaarwater. Vlak voorbij Süderstapel is de rivier bijna driehonderd meter breed en vanaf de twaalfde-eeuwse St. Katerinen Kirche heb je een mooi uitzicht over de omgeving. Het vervolg van de route brengt ons naar Lexfähre. Het dorp stelt weinig voor, maar de Gaststätte en bakkerij Zum alten Fährhaus bij het jachthaventje is des te leuker. Het laatste stukje tot de sluis van Gieselau is een peulenschil en we verlaten de oude loop van de Eider. Direct na de sluis vinden we een ideale overnachtingssteiger.

Delen

Deel Deining via Facebook
Deel Deining via Whatsapp
Deel Deining via instagram
Deel Deining via email

Lees meer in Deining 02

Delen

Deel Deining via Facebook
Deel Deining via Whatsapp
Deel Deining via instagram
Deel Deining via email

Meer deining